Bovengronds bemesten is gunstig voor het bodemleven
Boeren in Nederland zijn verplicht om op graslandpercelen mest te injecteren in de bodem. Dit wordt ook wel zodebemesting genoemd en is vanaf 1993 in ons land verplicht om ammoniakemissie naar de lucht te beperken. Onder bepaalde voorwaarden kunnen ondernemers die daar bezwaar tegen hebben een ontheffing krijgen om bovengronds mest uit te mogen rijden. De provincies Groningen, Drenthe en Fryslân hebben onderzoek laten doen naar het effect van de wijze van bemesting op bacteriën en schimmels in de bodem. In dit onderzoek is ook gekeken naar het effect van het op de bodem toepassen van het restproduct van vergisting van mest, het zogenaamde digestaat. De resultaten van het onderzoek zijn nu bekend.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de soort mest en de wijze waarop het wordt aangebracht, de samenstelling van het bodemleven sterk beïnvloedt. Bodems die bovengronds worden bemest scoren in dit onderzoek vaak beter op bodembiologie dan bodems waarin mest werd geïnjecteerd. Het gaat dan om het aantal bacteriën en schimmels, maar ook het soort bacteriën en schimmels. Bij gebruik van bovengrondse mest werden grotere aantallen bacteriën en schimmels gevonden, die de groei en gezondheid van planten kunnen verbeteren. Ook zijn er meer micro-organismen die stikstof uit de lucht kunnen halen en als meststof aan de bodem toevoegen. Daarnaast doen rode wormen - die de doorlatendheid van de bodem bevorderen - het aanmerkelijk beter wanneer mest bovengronds werd uitgereden.
Voor het toepassen van digestaat waren de resultaten minder duidelijk. Uit het onderzoek bleek dat het gebruik van digestaat een positief effect heeft op een belangrijke groep schimmels die een positieve bijdrage leveren aan de groei van het gewas. Aan de andere kant zorgt het ook voor de toename van een bacterie die de uitspoeling van nitraat naar het grondwater bevordert. Dat is ongewenst.
Door niet alleen naar de chemische en minerale samenstelling van de bodem te kijken, maar ook naar bodembiologie krijg je meer inzicht in bodemgezondheid. En dat draagt weer bij aan een gezonde gewassen en minder uitstoot. De uitkomsten van het onderzoek zijn een goede stap in deze ontwikkeling en we verwachten dat dit ook praktische handvaten oplevert voor de verduurzaming van de landbouw.
Tot nu toe werd overwegend het directe effect van het beheer op de chemische samenstelling van de bodem onderzocht. Met dit onderzoek wordt een nieuwe weg ingeslagen waarbij ook gekeken wordt naar de bodembiologie. Hoe het allemaal exact werkt moet nog worden ontdekt, maar de uitkomsten stemmen hoopvol dat binnen afzienbare tijd agrarische ondernemers meer handvaten hebben die kunnen helpen om keuzes te maken die de bodemgezondheid en de uitspoeling van bijvoorbeeld nitraat naar het grondwater ten goede komen.
Meer onderzoek nodig
Hoewel de resultaten van het onderzoek veelbelovend zijn, is het plaatje nog niet compleet. Zo gaat het onderzoek niet in op de gevolgen van de aanwending van mest voor de emissie van stikstof naar de lucht en uitspoeling naar het grondwater. Het is daarom nog te vroeg om uitspraken te doen over een voorkeur voor mestinjectie of bovengronds uitrijden. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Daarnaast is er meer onderzoek nodig naar de effecten van het opbrengen van digestaat op de bodem en het bodemleven en naar de optimale manier van toediening. Tevens kan het onderzoek worden uitgebreid naar het toepassen van mest op akkerbouwpercelen.
Uit het onderzoek komt als algemene conclusie naar voren dat de boer zelf de meeste invloed kan uitoefenen op de bodemgezondheid, doordat de boer de factoren bepaalt die van belang zijn voor het bodemleven, zoals de mestsoort, beweiding en seizoensplanning. Door het verder ontrafelen van de precieze werking van deze factoren kunnen handelingsperspectieven voor boeren worden ontwikkeld die kunnen leiden tot gezondere bodems voor een duurzamere landbouw met toekomstperspectief.
Het onderzoek gaat nog niet in op de gevolgen van de aanwending van mest voor de emissie van stikstof naar de lucht of uitspoeling naar het grondwater. Voor een voorkeur voor mestinjectie of bovengronds uitrijden is het daarom nog te vroeg. De mogelijkheden voor een vervolgonderzoek worden momenteel besproken door de drie provincies.
Er is van dit onderzoek een publieksvriendelijke samenvatting gemaakt, waarin het onderzoek nader wordt toegelicht. Deze is bijgevoegd. Voor het volledige onderzoek en meer informatie kunt u contact opnemen met de provincie Drenthe.