Kopie van Animatiefilm: Werking en voordelen Drentse ruilsysteem
Wat is er anders aan de Drentse manier van ruilen? Is dat niet hetzelfde als verhuren van land? En wie heeft er voordeel aan?
Het Drentse systeem vergt soms enige uitleg. Onderstaande animatiefilm en de begeleidende tekst, verduidelijken hoe we in Drenthe samenwerken. Het laat het positieve effect op een groter gebied zien en de kansen die dit biedt voor klimaat, biodiversiteit en water.
Waarom ruilen?
Landbouwgrond is soms alleen geschikt voor de teelt van gras, soms is grond meer geschikt voor akkerbouw. Drenthe eet in dit opzicht van beide walletjes: de provincie heeft zandgronden die geschikt zijn voor zowel gras en voedergewassen als voor akkerbouw.
Maar zandgrond heeft een belangrijke eigenschap. Op deze grondsoort vergt het meer aandacht om de bodemkwaliteit goed te houden. Een belangrijk middel voor behoud van bodemkwaliteit is variatie in gewassen. Dat weten ze in Drenthe al generaties lang. Het ruilen van grond met dát doel, is verweven in de Drentse geschiedenis. Ook in wetenschappelijke artikelen wordt het voordeel van ruimte gewasrotaties benoemd.
Het voordeel vanuit de veehouderij
De lagere gronden bij beken zijn vooral geschikt voor gras en tegenwoordig veelal in bezit van natuurorganisaties. Veehouders hebben de hogere zandgronden in gebruik voor gras. Op deze percelen mag vanwege provinciale regelgeving vaak niet worden beregend. Dit zorgt na droge zomers voor kale plekken in het grasland. Kale en verdroogde plekken geven extra onkruid en kwalitatief slechter voer voor de koeien. Om dit grasland weer goed te krijgen, is het nodig om het te scheuren en opnieuw in te zaaien. Wanneer er voor het opnieuw inzaaien met gras één of meer jaren akkerbouw- of voergewassen groeien, komen typische grasonkruiden niet zo snel weer in het nieuwe gras. Dit voorkomt inzet van chemische middelen tegen onkruid. De gewasvariatie is tegelijkertijd goed voor het bodemleven en daarmee ook voor het vochtregulerend vermogen van de bodem. Door de betere bodemkwaliteit krijgt de veehouder op den duur beter ruwvoer en haalt hij dus meer eiwit van eigen land. Ook niet onbelangrijk: de veehouder krijgt vaak iets meer grond terug in gebruik dan hij of zij uitleent aan de akkerbouwer. Zo kan de veehouder meer eiwit (uit gras) van eigen land oogsten.
Het voordeel vanuit de akkerbouw
Een Drentse akkerbouwer verdient zijn inkomen met name met rooivruchten als suikerbieten en aardappelen: gewassen die net als graan en groenten, nodig zijn voor onze samenleving. Deze gewassen kun je niet jaar na jaar op hetzelfde perceel telen. Daarom teelt de akkerbouwer ook andere gewassen. Graan en gras zijn hierin erg goed voor de bodem, dit zijn zogenoemde rustgewassen. De akkerbouwer verdient normaal gesproken weinig met graan, de veehouder heeft gras nodig voor zijn bedrijfsvoering en haalt hier juist zijn inkomen uit.
Het gras van de veehouder fungeert als rustgewas.
Door grond onderling te ruilen met een veehouder, kan het gras van de veehouder fungeren als rustgewas en kan de akkerbouwer het grasland dat aan vernieuwing toe is, gebruiken voor één of meer jaren met akkerbouwgewassen. De akkerbouwer teelt zo aardappels in een ruimere gewasrotatie én houdt zijn inkomen op peil. Via de veehouder heeft hij een renderend rustgewas.
Een goede gewasrotatie en afgestemde bemesting ondervangen nadelige effecten van scheuren.
Effecten scheuren van grasland
Bij ruilen is het nodig grasland te scheuren. De losgescheurde graszode moet daarna verteren voordat het volggewas kan worden ingezaaid of gepoot. Bij het verteren van de graszode komt stikstof vrij in de bodem en gaat vastgelegde bodemkoolstof weer de kringloop in. Een goede gewasrotatie en afgestemde bemesting kunnen deze nadelige effecten opvangen.
- De vrijkomende stikstof wordt door het volggewas gebruikt. Dit gewas kan dus met minder mest toe.
- Tijdelijk gras werkt als rustgewas voor de bodem binnen een akkerbouwrotatie. Dit zorgt ervoor dat óók de akkerbouwgrond meer CO2 opneemt. Een goede gewasrotatie kan in potentie meer CO2 opslaan dan blijvend gras. (uit: Mogelijkheden voor koolstofvastlegging inde Nederlandse landbouw en natuur, Alterra - Lesschen et al - 2012. p32,)
- Grasland dat regelmatig wordt vernieuwd en onderdeel is van een ruimere akkerbouwrotatie, wordt doorgaans gescheurd tegen de tijd dat (soms voor vee schadelijke) grasland-onkruiden een probleem gaan vormen. Door op dat moment te scheuren, hoeft de veehouder geen chemische middelen tegen onkruid te gebruiken.
- Tijdelijk grasland gaat heel goed met kruidenrijke mengsels en gras-klaver. Deze mengsels moeten doorgaans na respectievelijk 5 en 2 jaar opnieuw worden ingezaaid. Beide mengsels werken positief op biodiversiteit en bodemkwaliteit en passen daardoor goed in een duurzame ruime gewasrotatie.
Blijvend gras
Bij de veehouder krijgt blijvend grasland vanuit beleid en duurzaamheidsprogramma’s veel belang toegedicht vanwege hoge opbouw organisch stof en verminderde uitspoeling van nitraat naar het grondwater. Dit is een goede reden om percelen die hiervoor geschikt zijn, te reserveren voor blijvend grasland. Dit vermindert echter wel de mogelijkheid binnen het veebedrijf te roteren met voedergewassen en grasland voor een ruimer bouwplan.
Landschap
Variatie in grondgebruik zorgt voor een gevarieerd landschap en meer ruimte voor verschillende insecten en grotere diersoorten. Drentse zandgrond is geschikt voor zowel akkerbouw als veehouderij, daarom komen hier beide typen landbouw voor. Samenwerking maakt de variatie in gewassoorten groter en het landschap gevarieerder: dit beïnvloedt zowel het aangezicht van het landschap als de biodiversiteit.
Het betekent echter ook dat het landschap een grote verandering ondergaat als er in een gebied veel veehouders stoppen. Het gemengde landschap wordt dan een akkerbouwlandschap.
CO2
Een ruime gewasrotatie is goed voor het klimaat. Voornamelijk vanwege de toename van organische stof in de bodem. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken van onder meer Wageningen Universiteit (WUR).
Potentiële CO2-opslag
Zowel het behouden van blijvend grasland als het verbeteren van de gewasrotatie scoren hoog in de potentie voor vastlegging CO2 in de bodem. Maar uiteindelijk heeft de verbeterde gewasrotatie een hoger potentieel. Het gaat om 942kton CO2/jaar bij verbeterde gewasrotatie tegenover 710 kton CO2/jaar bij het niet scheuren van grasland.
(uit: Mogelijkheden voor koolstofvastlegging in de Nederlandse landbouw en natuur, Alterra - Lesschen et al - 2012. p32,)
Uiteindelijk heeft de verbeterde gewasrotatie een hogere potentiele CO2-vastlegging.
Netto CO2-emissie
De omzetting van grasland naar akkerland en van akkerland naar grasland is qua areaal in Nederland jaarlijks de grootste verandering van landgebruik. Beide transformaties hebben de jaren erna invloed op de bodemkoolstofvoorraden maar tóch is de netto CO2-emissie bijna nul. Westerhof et al (2010) berekenden dat de omzetting van akkerland naar gras leidt tot een jaarlijkse emissie van 35,1 kton CO2, tegenover vastlegging van 34,7 kton CO2 bij omzetting akkerland terug naar grasland.
Een volledige integratie van bouwplannen van het melkvee- en akkerbouwbedrijf leidt per saldo tot een lichte daling van broeikasgasemissies.
'Niet-kerende grondbewerking en verbeterde gewasrotaties hebben de grootste potentie voor CO2-vastlegging'
Gezonde bodem en minder spuiten
De ruime gewasrotatie en graan of gras als rustgewas, heeft door onder meer de diepe beworteling, een positieve invloed op de bodem- en plantgezondheid. Dit heeft logischerwijs ook effect op de hoeveelheid middelen die de veehouder of akkerbouwer nodig heeft voor ziekte- en onkruidbestrijding. Onderstaande onderzoeken en praktijk-experimenten geven dit aan:
Citaat: 'In langetermijn-experimenten leidde meer graan tot een lagere bodemdichtheid en een verhoogde hoeveelheid organische stof in de bodem. Daarnaast is er een significante toename gevonden van de bacteriële biomassa.’
Uit de publicatie: ‘Maatregelen voor het vastleggen van koolstof in minerale bodems’ – Louis Bolk Instituut, mei 2022.
Verruiming van aardappelteelt kan gunstig zijn voor vermindering van bodempathogenen en -plagen. Bij zeer ruime rotatie ook aardappelmoeheid.
Vanuit de praktijk is de ervaring dat de grasopbrengst van tijdelijk grasland hoger is dan van blijvend grasland.
Biodiversiteit
Het bodemleven is de basis van alle biodiversiteit. Het is de bodem van de voedselpiramide en een voorwaarde voor succes van de soorten hogerop in de piramide. Goede landbouwbodems hebben ook hun weerslag op de randen óm de percelen en als laatste: gezonde bodems met een gezond bodemleven, zorgen voor minder uitspoeling en afspoeling.
Maatschappelijke diensten als klimaatmitigatie, waterberging en biodiversiteitsherstel worden geleverd door levende bodems.
(uit: website Louis Bolk Instituut, projectpagina Bodem en biodiversiteit.)
Een maatregel voor de bevordering van de biodiversiteit op het bedrijf is verruiming van de vruchtwisseling door samenwerking met akkerbouw‐ boom‐ of groenteteeltbedrijven.
Nitraatuitspoeling
Bij gemengd gebruik van akkerbouwgrond blijkt veel nitraatwinst te behalen.
Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat er qua nitraat-uitspoeling, weinig verschil is tussen permanent grasland en gemengd gebruikt land (grasland/bouwland). Zie gegevens figuur 1.
Hier is ook te zien dat de puur akkerbouwgrond fors hogere nitraatuitspoeling heeft dan bij gemengd gebruik van grond.
'Ruime nitraatwinst bij gemengd gebruik akkerbouw/gras'