Factsheet Wisselwerking beleid en praktijk


Bij samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij sluiten beleid en praktijk niet altijd op elkaar aan. Een betere wisselwerking tussen beleid en praktijk is bij grondruil wenselijk.

Bedrijfs- of perceelsniveau

Duurzaamheidsprogramma’s en overheidsbeleid oefenen invloed uit op gewaskeuze en gewasrotaties. Dit heeft echter niet altijd het gewenste effect doordat verschillende niveaus op dat moment door elkaar lopen. Het management van de boer ligt op perceelsniveau, de verantwoording over het hele bedrijf ligt op bedrijfsniveau en de beleidsdoelen worden gesteld op gebiedsniveau.

Beloningsystemen werken de samenwerking tussen akkerbouw en veehouderij zelfs tegen wanneer de ruimere gewasrotatie door perceel- ruil niet wordt meegenomen. Dat is het geval doordat puur wordt gekeken

naar mate van intensiviteit op bedrijfsniveau en niet wordt gekeken naar intensiviteit op perceelsniveau. Consequent sturen op (gebieds)doelen zorgt ervoor dat de doorvertaling van beleidsdoelen naar bedrijfsniveau functioneel en effectief blijft.

Bouwplan versus gewasrotatie

Een bouwplan van één bedrijf uit de samenwerking tussen akkerbouwer en veehouder kan uit 2 gewassen bestaan terwijl de gewasrotatie van de totale samenwerking op perceelsniveau wel vijf gewassen bevat. Op papier lijkt het dan of het bedrijf zeer intensief teelt (want immers maar 2 gewassen op de balans), maar per perceel wordt de rotatie juist minder intensief (want de

rotatie beslaat niet alleen die 2 eigen gewassen van de akkerbouwer, maar bijvoorbeeld óók nog het tijdelijke gras en de voergewassen van de veehouder). De veehouder kan zijn gewassen in dit voorbeeld op zijn beurt óók weer roteren over meer percelen waardoor ook hij extensiever teelt.

Scheuren voor of na 1 februari

Grasland scheuren is op zandgrond alleen toegestaan na 1 februari.

Dit vanwege angst voor uitspoelingsrisico van de stikstof die vrijkomt als de graszode verteert.

Vaak is het echter de weken direct na 1 februari te nat en is het land pas begin maart, soms zelfs pas in april geschikt om te berijden en te scheuren.

Hierdoor:

  • Is het noodzaak de zode eerst dood te spuiten met glyfosaat om de vertering te versnellen voordat het nagewas wordt gepoot of gezaaid.
  • Heeft de boer geen ruimte meer om (door vroeger of later te scheuren) te zorgen dat de stikstof vrijkomt rond de tijd dat de plant het nodig heeft en kan opnemen.
  • Is er meer kans op structuurschade door betreding van het land.

Recent onderzoek toont aan dat bij een toegestane scheurdatum vanaf 1 januari in plaats van 1 februari:

  • Er geen negatief effect is op het risico op nitraatuitspoeling.
  • Glyfosaatgebruik achterwege kan blijven

Groei van het percentage blijvend grasland

Onder andere via duurzaamheidsprogramma’s van de zuivelketen wordt nadrukkelijk extra gestuurd op % blijvend grasland via eisen die een hoger percentage blijvend grasland op bedrijfsniveau belonen. Doen ruilende veehouders mee met deze duurzaamheidsprogramma’s, dan blijft er op gebiedsniveau een kleiner areaal over voor het gemengde grondgebruik van akkerbouw- en veehouderijgewassen.

Stimuleren van blijvend grasland bij veehouders die grond gemengd gebruiken zorgt zo voor een intensievere akkerbouwrotatie in ditzelfde gebied.

Het in stand houden van het aandeel blijvend grasland (grasland dat minimaal vijf jaar niet is gescheurd voor de teelt van een ander gewas) is één van de vergroeningsmaatregelen die landbouwers sinds

2015 verplicht zijn uit te voeren om in aanmerking te komen voor de directe betalingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Het aandeel blijvend grasland in het

totaal landbouwareaal mag niet 5% of meer afnemen ten opzichte van het aandeel in 2012). Nederland voldoet aan de Europese eisen tav in stand houdenvan % blijvend grasland.

De vergroeningsmaatregel over blijvend grasland is door de Europese commissie (EC) ter discussie gesteld in het kader van voedselzekerheid. Dit biedt ruimte en kans op meer waardering voor tijdelijk grasland in een akkerbouwrotatie.

Verdwijnen melkveehouderij

De afgelopen jaren is in een groot aantal gebieden een teruggang te zien in het aantal veebedrijven. Deze grond wordt daarna vaak gebruikt voor akkerbouw. Dit

heeft niet alleen effect op landschap en het voorkomen van al dan niet blijvend grasland, het heeft - met name in Drenthe - ook effect op de duurzaamheid van de akkerbouw. Waar minder veehouderij voorkomt, blijft immers minder grasland over om als rustgewas toe te passen in een gezamenlijke gewasrotatie.